Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie, [45]in vrede is mij de bitterheid bitter geweest; [46]maar Gij hebt mijn ziel liefelijk omhelsd, dat zij in [47]de groeve der vertering niet kwame; want Gij hebt [48]al mijn zonden [49]achter Uw rug geworpen. 45. Te weten nadat Gij mij vrede gegeven hadt, namelijk door het verdelgen der Assyriers, zo kwam mij ene bitterheid, te weten deze zware ziekte. Anders, op den vrede; dat is, opdat het ten beste dienen zou, kwam mij een bittere bitterheid over, te weten die zware krankheid. 46. Anders: maar het heeft U behaagd mijne ziel; dat is, mij [te verlossen] uit de groeve der vertering. 47. Dat is, het graf, waarin het dode lichaam van de wormen opgegeten en verteerd wordt. 48. Door welke ik deze krankheid en andere straffen verdiend heb. Had hij niet gezondigd, zo zou hij gene krankheid hebben gehad, noch gestorven zijn; want de dood met alle aanklevende ellenden heeft zijn oorsprong uit de zonde. Daarom spreekt Christus: Zoon uwe zonden zijn u vergeven, sta op, enz. 49. Dat is, Gij hebt ze mij vergeven, alzo dat zij niet meer voor uwe ogen komen zullen.